Ode aan de rivier
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan.
Dit zijn de eerste regels van een bekend gedicht van Hendrik Marsman. Het is een gedicht waarvan wij de eerste regels, van een overijverige en erg enthousiaste leraar Nederlands, uit ons hoofd moesten leren. Iets waar ik op die leeftijd weinig waardering voor kon opbrengen. Maar die woorden kwamen dus pas bij me op toen ik pas stond te wachten op de Waterbus. Een paar keer per week zie ik daar de zonsopgang met de Papendrechtse brug op de achtergrond. Alsof een schilder zijn pastelkleuren met grote gulheid in de lucht heeft uitgesmeerd. Als je daar even naar kijkt heb je geen mindfulness meer nodig om tot rust te komen.
De rivier is overal. Als ik in Dordrecht met de trein naar Rotterdam rij, over de spoorbrug naar Zwijndrecht en naar beneden kijkend het kabbelende water zie. Vanaf mijn bureau zie ik de Waterbus van Rotterdam naar Dordrecht varen over diezelfde rivier. Terug fietsend naar huis over de Papendrechtse brug, zie ik de schepen onder me door varen.
De rivier lijkt altijd aanwezig in het leven van Papendrechters. Sommigen wonen of werken op de dijk en kijken elke dag uit over de rivier. Zoals straks de Fokker werknemers. Of je het gebouw nu mooi vindt of het net als anderen vergelijkt met een rol Leukoplast, het uitzicht uit dat kantoor zal erg mooi zijn. Anderen lopen dagelijks een stukje langs het Slobbengors, of wekelijks via hun hardlooprondje. Toen ik nog echt jong was speelde ik vaak langs de rivier bij het oude gemaal, waar nu de Waterbushalte naar Rotterdam is. Stiekem vuurtje stoken bij het water, of lekker klauteren op de basalt keien.
De rivier is dus onlosmakelijk met ons dorp verbonden. Je ontkomt er als het ware niet aan. En een van de mooiste dingen aan de rivier vind ik toch dat je de mooie skyline van Dordrecht kan zien met de grote kerk en de kades.
En het allermooiste is dat je daarvoor Papendrecht niet eens uit hoeft.